Leven
Cornelis Kruseman wordt op 25 september 1797 in Amsterdam geboren als zoon van de Amsterdamse apotheker Alexander Hendrik Kruseman (1765-1829) en Cornelia Bötger. Zijn teken- en schilderonderricht ontving hij van Charles Howard Hodges (1764-1837) en Petrus Antonius Ravelli (1788-1861). In oktober 1811 volgt hij lessen aan de Amsterdamse Tekenacademie waar hij in 1814 een zilveren en in 1815 een gouden medaille met het prijstekenen wint. In 1817 verwerft hij vervolgens bij Felix Meritis met een schilderij en een tekening twee zilveren medailles. Zijn opleiding voltooide hij bij Jean Augustin Daiwaille (1786-1850). Al jong verwerft hij roem en wordt hij de leermeester van anderen. Tot zijn vele leerlingen behoren onder meer Alexander Hugo Bakker Korff (1824-1882), Herman Frederik Carel ten Kate (1822-1891) en Jan Adam Kruseman (1804-1862).
In september 1821 vertrekt Kruseman uit Amsterdam naar Rome waar hij in februari 1822 zal aankomen. In november 1824 keert hij weer terug naar Nederland waar hij zich in Den Haag vestigt. Twee jaar later wordt het verslag van zijn reis gepubliceerd (Aantekeningen van C. Kruseman, Betrekkelijk deszelfs Kunstreis en verblijf in Italië, verzameld en uitgegeven door A. Elink Sterk jr. met platen, s-Gravenhage, S. de Visser, 1826). In 1832 trouwt hij met Henriette Angelique Meijer.
Ook in een latere fase van zijn leven verblijft hij nog enkele jaren in Rome. Het verklaart waarom hij de bijnaam de Italiaanse Kruseman verkreeg. Na dit verblijf vestigt hij zich in 1847 weer in Den Haag.
In 1854 vestigde Kruseman zich in Lisse waar hij op 14 november 1857 overleed.
Naast zijn bijnaam de Italiaanse Kruseman wordt hij wel de Haagse Kruseman genoemd. Het grootste deel van zijn arbeidzame leven heeft hij in Den Haag doorgebracht. Het is daarom niet verwonderlijk dat de stichting in Den Haag gevestigd is!
Tijdens zijn leven was Kruseman een gevierd schilder. Hij onderhield nauwe banden met het koningshuis waarvoor hij enkele portretten vervaardigde. Hij werd in 1831 benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in 1847 tot Commandeur in de Orde van de Eikenkroon, een orde die in 1841 door koning Willem II als groothertog van Luxemburg was ingesteld.
Werk
Het werk van Cornelis Kruseman valt uiteen in verschillende categorieën, te weten historiestukken, portretten en Italiaanse taferelen.
Aanvankelijk was de ambitie van Kruseman zich toe te leggen op het schilderen van historiestukken, een genre dat in het begin van de negentiende eeuw grote populariteit genoot. De in 1808 opgerichte Koninklijke Academie voor Schoone Kunsten in Amsterdam stelde ieder jaar prijzen beschikbaar. De hoogste prijs was bestemd voor het beste schilderij met een voorstelling uit de vaderlandse geschiedenis. Ook de koninklijke familie beloonde schilders van historiestukken. Het betrof steeds schilderijen van grote afmetingen. Het belangrijkste werk van Kruseman in deze categorie is ‘De slag bij Bautersem’, een qua afmetingen kolossaal werk. Het hing ooit in het Koninklijk Paleis in Amsterdam. Het werk is uiteindelijk vernietigd, maar een olieverfstudie bevindt zich nog steeds in het Rijksmuseum te Amsterdam.
Net als zijn achterneef Jan Adam Kruseman (1804-1862) was Cornelis een gevierd portretschilder. De geportretteerden behoorden vrijwel zonder uitzondering tot de adel of de hogere burgerij. Veel van deze portretten treft men nog aan op plaatsen waar de geportretteerden oorspronkelijk woonden, zoals in Kasteel Duivenvoorde (portretten van W.A. Baron Schimmelpenninck van der Oye en A.S. Baronesse Schimmelpenninck van der Oye-Van Rhenen).
In de romantiek was het arcadische Italië vaak de reisbestemming van kunstenaars. Ook Cornelis Kruseman bracht langere tijd door in Italië waar hij met name de plattelandsbevolking schilderde. Een magistraal voorbeeld hiervan is het schilderij ‘Een van zin’, dat in 2005 en 2006 te bewonderen viel in de Kunsthal te Rotterdam tijdens de tentoonstelling Meesters van de Romantiek. Het hangt nu in het Rijksmuseum te Amsterdam.